Er bereikte mij wat (milde) kritiek en (warme) steun wegens geregeld schrijven over de Koerdische kwestie. Voor beiden mijn dank. Ik voel enige terughoudendheid er wéér over te bloggen, maar ja, het is nu eenmaal een belangrijk onderwerp en het blijft ook maar opduiken in het nieuws. Hoewel ik toegeef dat ik de Koerdische kwestie vanavond zelf heb opgezocht… Ik ging naar het Festival van de Onafhankelijke Film voor de documentaire film Close Up Kurds. Een film over de manier waarop het Koerdische volk werd behandeld in de jaren tachtig en negentig, en over hoe vreselijk de oorlog tussen de PKK en het Turkse leger toen was. Geen prettige schets. Maar het goeie was dat het verhaal van vele kanten werd verteld. Er kwamen bijvoorbeeld dorpelingen aan het woord die hun dorpen hadden moeten verlaten toen die werden vernietigd door het leger, of door dorpsmilities in opdracht van het leger. Intellectuelen die gevangen zaten omdat ze over de Koerdische kwestie schreven, kwamen aan het woord, net als een voormalige PKK-strijder én een dienstplichtig militair die in die tijd in het zuidoosten diende. De film liet zowel de pijn van Turken als Koerden zien, en riep mensen op elkaars pijn te erkennen en de Turkse staat om eerlijk naar het verleden en de gemaakte fouten te kijken. Ik heb nauwelijks ooit de neiging om na een film te applaudiseren, maar deze keer wel. Natuurlijk begon ik niet te klappen: Turkije is niet mijn land, het is niet de pijn van mijn volk, het is niet mijn geschiedenis. Toen begon de hele zaal te applaudiseren en kon ik gerust aanhaken. Ik keek eens rond, en realiseerde me dat de mensen uit de film in zekere zin allemaal in de zaal waren. Al die jonge en oude mannen die allemaal hun dienstplicht hebben vervuld, en waarschijnlijk aardig wat Koerden die hun familiegeschiedenis met zich meedragen. Al die pijn, drong ineens tot me door, was om mij heen. Kippevel.
Ik was er graag bij geweest.
P.S. kippenvel ;-)
@ Peri: Ik weet het, kippenvel, maar ik weiger ;-)
Heb je eigenlijk groot gelijk in :-)