De Afrikaanse gemeenschap in Istanbul is er een met veel verloop: de meeste Afrikanen blijven maar een paar maanden. Dan vertrekken ze naar Europa, de VS of Canada. De maanden in Istanbul bestaan vooral uit wachten.
Makiyo uit Somalië wacht, dag in dag uit zittend op matrassen, samen met vijf andere Somalische vrouwen. Ze spelen een spelletje patience, ze zeggen hun gebeden. Af en toe doen ze wat schoonmaakwerk bij Turken thuis, maar dat is maar zelden en levert nauwelijks wat op. Het beetje geld dat binnenkomt, besteden ze gezamenlijk. Aan eten meestal, en laatst hebben ze een potje chemische troep gekocht tegen ongedierte.
Hun kamer meet ongeveer achttien vierkante meter. Ruim, vergeleken bij het gammele huis een straat verderop; daar wonen wel tachtig tot negentig Somaliërs opeengepakt in drie kamers waarin per kamer net vier stapelbedden passen. Slapen gaat per toerbeurt: elke zes uur wisselen de bedden van eigenaar.
Met de boot naar Griekenland
Een Afrikaanse gemeenschap in Istanbul: wie als toerist in de stad rondloopt, realiseert zich het bestaan ervan niet eens. Maar niet eens zover weg van toeristische hoogtepunten als het Topkapi Paleis en de Blauwe Moskee, ligt de wijk Katip Kasim, een van de wijken waar de afgelopen jaren een Afrikaanse gemeenschap is ontstaan. Ze komen meestal uit landen die door oorlogen of anarchie worden beheerst, zoals Somalië, Eritrea en Sudan. Via Istanbul proberen ze andere delen van de wereld te bereiken.
Liefst legaal natuurlijk, zoals Abshir Mohamed (18) die zijn administratie uit zijn broekzak haalt en het bewijs laat zien: hij is erkend als vluchteling door de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de VN, en hoopt dit jaar naar de VS te vertrekken. Een ander hoopt snel in Nederland, meer precies in Neede, te zijn: de procedure voor gezinshereniging met zijn vrouw en kind, die in Nederland een vluchtelingenstatus hebben, is gaande.
Maar als het niet legaal lukt, dan is illegaal ook goed. Met de boot naar Griekenland, over land naar Bulgarije; wie geld heeft, komt op de een of andere manier wel van land naar land. Dat het de meesten inderdaad lukt naar elders te vertrekken, bewijst het feit dat het gros van de tientallen mannen die wordt gevraagd naar hun verblijfsduur in Istanbul, hooguit een maand of tien, elf noemt. In Istanbul blijven is voor de meesten geen optie. Ali, afkomstig uit Mali: “Je hebt hier geen rechten, en Turken spreken alleen maar Turks. Europa is beter, daar kun je een advocaat krijgen en er is meer werk.” Turkije is de perfecte tussenstop: het land ligt tegen Europa aan maar heeft zulke lange grenzen met zoveel landen dat er vrij makkelijk illegaal binnen te komen is.
Kapotte electriciteitsdozen
Het huis dat een groep van zo’n tachtig Somaliërs gezamenlijk voor ongeveer tweehonderd euro per maand huurt, is in abominabele staat. Trappen die gevaarlijk doorbuigen, smerige en wankele muren van dun hout, kapotte electriciteitsdozen die her en der op de plakkerige vloer liggen. Op de grond in de keuken zit een klein meisje in smoezelige kleertjes op de grond – met zorgzaam en perfect gevlochten haartjes, dat wel. Het ukkie hoort eigenlijk op de bovenste verdieping, waar een groep vrouwen en kinderen vier stapelbedden deelt. De vrouwen zitten gebogen of onderuit gezakt op bed: voor rechtop zitten is de ruimte tot het bovenbed niet hoog genoeg.
En toch, zegt Osman Aydemir, hebben de Afrikanen het niet slecht. Aydemir is de muftar (wijkhoofd, het laagste bestuursorgaan in Turkije) van Katip Kasim, en hij somt op wat de Afrikanen allemaal wel niet hebben. Dure broeken en horloges, een huis om te wonen, een mobieltje, en soms geven Turken in de buurt ze werk. Nee, hij heeft ze nooit gesproken en hun huizen heeft hij ook nooit bekeken, maar hij ziet het op straat. “Ooit zullen ze nog heimwee hebben naar Istanbul”, zegt hij.
Als hij geld had, zegt hij hypothetisch, en als het zijn taak was, dan zou hij een speciaal gebouw laten verrijzen, met een bed voor iedereen en een schooltje voor de kinderen. Maar ja, het stadsbestuur heeft regels, en een van de belangrijkste luidt dat hij alleen voor geregistreerden iets kan betekenen. Maar hij doet wat hij kan, zegt hij: “Laatst kwam er een moeder met kind. Ze wilde weten of haar kind naar school kon. Ik heb haar doorgestuurd naar een andere instantie.”
Eén mobieltje
Op straat trekken een paar jonge mannen – nepmerkkleding, nepmerkhorloges – triomfantelijk hun sim-kaart uit hun broekzak tevoorschijn: ze delen één mobieltje met een flinke groep mannen. Werken ze? “Soms komen er Turken vragen of je hun auto wilt wassen of wilt helpen sjouwen met iets,” zegt Maku Cuna (21). “We pakken alles aan, ook al verdient het zowat niks.” Een ander: “Ik heb laatst een dag meubels gesjouwd, en aan het eind van de dag wilden ze me niet betalen. Als je klaagt, dreigen ze de politie te bellen.”
Niet dat ze van de politie veel te vrezen hebben. Een ‘uitzetbeleid’ kent Turkije niet, illegalen worden hooguit wat weken vastgehouden en belanden dan weer op straat. En waarom zou de politie daar prioriteit aan geven? De meeste Afrikanen vertrekken uit zichzelf wel weer: Istanbul is slechts de springplank naar de rest van de wereld.
(fotografie: Allard de Witte)
Recente reacties