Ik heb mezelf twee dagen thuis opgesloten. Mijn tafel werd een thuiskantoor en ik ben alleen even naar buiten gegaan om brood, kaas en vis te halen. Oké, en wijn. Vanachter het raam van mijn woonkamer heb ik naar de stad gekeken. De Bosporus met de langsglijdende schepen, het Besiktas-stadion aan de overkant van het water, en ik zie het verkeer daar langzaam gaan. Ik hoor de stad ook. Scheepshoorns. De ezan, de oproep tot gebed. Spelende kinderen. Straatverkopers die mijn huis passeren met simit, boeken en aardappelen, en die soms roepen om tweedehands spullen. De deurbel ging. Ik was blij dat het kinderen waren die zomaar even op de bel drukten en ik niet open hoefde te doen.
Ik ben tien dagen in Nederland geweest. Ik wil altijd terug naar Istanbul, maar zodra ik er weer ben, voelt de stad als een vreemde. Hij lijkt te groot. Het voelt alsof ik de taal niet meer spreek. Alsof ik de sociale regels vergeten ben. Alsof ik geen deel ben van het leven hier.
Maar dat ben ik wel. Hier woon ik. Deze overweldigende stad is mijn thuis. Ik wil hier zijn. Maar ik kan het leven hier niet meteen omarmen als ik weer voet aan de grond zet. Ik heb tijd nodig. Een paar dagen. Morgen is Istanbul weer van mij.
Ik herken heel goed wat je zegt.
Ik had in Londen ook moeite om te aarden. Het is een fantastische stad, fascinerend, wervelend, schokkend soms ook. Maar de stad is nooit mijn stad geworden. Londen was als een prachtige jas die me net te groot was en dus geen warmte kon bieden. Ik had er mijn sociale leven, mijn vrienden, mijn werk. Mijn alledaagsheid was in Londen, mijn huis, maar nooit mijn thuis.
In Nederland leefde ik altijd weer op. Ik heb me altijd afgevraagd waarom, misschien omdat ik minder tijd kwijt was aan verbazing, fascinatie. In elk geval miste ik die blije rust die ik in Nederland voelde en daar kwam een soort verlorenheid voor in de plaats. En twijfel waarom ik daar eigenlijk was en dan ook maar meteen een twijfel aan alles.
Nu is het als correspondent natuurlijk helemaal niet gek om toch een heel klein beetje reserve over te houden tegen je standplaats. Dat houdt je scherp, dat houdt je Nederlands en in staat voor je Nederlandse publiek te werken. Het gekke is dat je die reserve tegenover je woonplaats bij (definitieve) terugkeer in Nederland niet kwijtraakt. Hij is een onderdeel van mij geworden, geloof ik.
Fijn dat jij uiteindelijk je draai wel altijd weer vindt. Dat Istanboel na een paar dagen wel gewoon weer van jou wordt. Londen is nooit van mij geworden. Dat komt denk ik niet alleen door het ontheemd zijn. In Minsk ligt mijn huis op elke straathoek, en in sommige steden waar ik zelfs nooit gewoond heb ook. Ik denk dat het zoiets is als met liefde, of vriendschap. Dat het iets ontastbaars is, of het klikt.
jij leeft het leven wat veel turken hier in nederland van dromen frederike.ik zou zo met je willen ruilen.