Ze werkt zes dagen per week, acht tot twaalf uur per dag en verdient daarmee 500 lira per maand. Haar huur is 300 lira, andere vaste lasten samen zo’n 40 lira, vervoer op en neer naar het werk ongeveer 75 lira. Kortom: ze heeft geldgebrek. Nou kan ik me ook wel tijden herinneren dat ik krap zat. Maar dat was als student, toen ik geld aan de verkeerde dingen uitgaf en het me niet kon schelen om een paar dagen pannenkoeken te eten en sigaretten te bietsen. Een half jaar nadat ik van de School voor Journalistiek kwam, vond ik een baan, kreeg een normaal salaris uitbetaald en kon mezelf onderhouden. Vanaf mijn 23-ste was ik financieel onafhankelijk. Bij G. – zoals bij veel andere Turkse twintigers en zelfs dertigers – is dat anders: ze is zes jaar geleden afgestudeerd aan een prima universiteit, ze spreekt bijna vloeiend Engels, en ze is 31. Ze wil zichzelf kunnen onderhouden. Maar een betere baan vinden is niet gemakkelijk. Dus voorlopig klopt ze nog bij haar ouders aan. Die geven haar af en toe wat geld. Dat maakt G.’s leven makkelijker, maar tegelijkertijd ook moeilijker. Omdat ze geld geven, denken haar ouders zich ook overal mee te kunnen bemoeien. Ze willen dat ze Istanbul verlaat en weer gewoon thuis komt wonen. En dan netjes trouwt en moeder wordt. Ze willen dat ze naar de kapper gaat, nettere kleding koopt, vaker op familiebezoek komt. Ik snap helemaal waarom G. bijna wanhopig zoekt naar ander werk. Ze snakt naar de dag dat ze haar dagdroom kan laten uitkomen. Naar de dag dat ze haar familie kan vertellen zich niet meer met haar te bemoeien en haar haar eigen leven te laten leiden.
Recente reacties