Mijn geliefde’s militaire diensttijd, die pakweg 15 maanden geleden begon, is voorbij. En terwijl hij nog nauwelijks kan geloven dat hij echt niet meer terugverwacht wordt op de basis, spookt iets belangrijks uit zijn diensttijd steeds door mijn hoofd. En dat is: het kleine jongetje op de oranje fiets.
Mijn geliefde, H., werkte de laatste paar maanden in de legerkantine en supermarkt, waar ook familie kwam van beroepsmilitairen. Er hingen ook heel wat kindjes rond, waaronder een klein jochie op een oranje fietsje. Een jaar of vier, vijf schatte ik ‘m op afstand, en zodra H. begon te giechelen tijdens één van onze vele telefoongesprekken, wist ik: het jochie op de oranje fiets crosst voorbij. Het leven rondom de legerkantine leek voor hem een groot avontuur, en hij vroeg H. met een gewichtig stemmetje allerlei grappige dingen. ‘Abi (grote broer), welke route zal ik vandaag eens nemen?’, of: ‘Abi, ik heb 25 kurus, wat zal ik daar voor kopen?’. H. probeerde die gesprekken altijd te lengen, want het jongetje fleurde zijn saaie dagen op.
De kleine jongen moet daar nog steeds vaak rondfietsen en heeft ondertussen vast een andere abi gevonden om belangwekkende vragen aan te stellen. En over een jaar of vijftien gaat ook zijn diensttijd in. Ik hoop voor hem dat hij, net als H., naar een regio wordt gestuurd waar het rustig en geweldloos is. Of, nog beter: dat er tegen die tijd geen onrustige, gewelddadige regio’s meer zijn in Turkije. En dat ook hij iets liefs en onschuldigs vindt om zijn soldatendagen te verlichten.
Recente reacties