Nou, dat was het dan weer met de wereldwijde aandacht voor persvrijheid in Turkije. De twee beroemdste Turkse journalisten in het gevang, Ahmet Şık en Nedim Şener, zijn maandag vrijgelaten uit voorarrest. Blijdschap alom en natuurlijk ben ik ook blij voor beide heren, maar tegelijkertijd word ik er ook wat moedeloos van. Voor deze twee bekende mannen met bekende en invloedrijke collega’s en vrienden achter de tralies belandden, was er nauwelijks aandacht voor Turkse journalisten in gevangenschap. En ik zie geen reden waarom we nu niet terug zouden gaan naar die situatie.
Şık en Şener werden 375 dagen geleden gearresteerd als onderdeel van het onderzoek naar Ergenekon. Ze werden ervan beschuldigd de ‘media-arm’ te zijn van het Ergenkon-netwerk, een groep binnen de staat en het leger dat naar verluidt de AKP-regering ten val wilde brengen. Iedereen zag meteen dat die aanklacht onzin was. Beide journalisten hebben juist onthullende publicaties op hun naam staan over netwerken binnen de staat. En zelfs als Şık en Şener wél met hun pen een poging tot staatsgreep zouden hebben gesteund – wat dus niet het geval was – dan zouden ze daarvoor niet moeten worden opgesloten. Coups worden gepleegd met tanks en wapens, niet met pennen – de pen moet vrij zijn.
Stem
Iets soortgelijks is aan de hand met de meerderheid van de journalisten die in Turkije gevangen zitten. Koerden. Ze zitten vast wegens bijvoorbeeld ‘banden met een terroristische organisatie’, of ‘propaganda maken voor een terroristische organisatie’. Je vindt ze in deze lijst, werkend voor kranten als Özgür Gündem en Azadiya Welat en voor persbureau DIHA. Als je als Koerdisch journalist die over de Koerdische kwestie schrijft géén contacten hebt met ‘een terroristische organisatie’, dan doe je, lijkt me, je werk niet goed. Je mag als journalist niet worden opgesloten voor de contacten die je hebt, of voor het laten horen van de stem van mensen die anders niet worden gehoord. Integendeel juist: dat is het soort journalistiek dat beloond wordt met prijzen.
Maar dit basisbegrip van wat persvrijheid werkelijk inhoudt, bestaat niet in Turkije. Niet binnen de staat of de regering, maar ook niet binnen het journaille. Tenminste, daar lijkt het niet op. Voordat Şık en Şener werden gearresteerd, maakte nauwelijks iemand zich druk om de Koerdische journalisten die, vaak zonder veroordeling, jaren wegkwijnen in een cel. Şık en Şener haalden het herhaaldelijk tot de voorpagina’s en opiniekolommen, maar hun Koerdische collega’s? Zij hebben geen bekende vrienden in de media, zij schrijven niet over onderwerpen waar de gemiddelde Turkse journalist warm voor loopt, zij zijn, kortweg, geen onderdeel van het establishment van de journalistiek.
Fluisterend
En nog steeds maakt nauwelijks iemand zich druk. De Koerdische journalisten worden wel in een bijzinnetje genoemd, maar ze zijn anoniem. Elke hoorzitting in de rechtszaak tegen Şık en Şener kreeg enorm veel aandacht, journalisten twitterden ze zich suf vanuit het gerechtsgebouw en alle kranten berichtten erover, maar wie was er bij de hoorzittingen in Diyarbakir om te twitteren, filmen en schrijven? En wie zal er naar Diyarbakir gaan? Welke journalist vestigt de aandacht op het lot van deze tientallen naamloze mannen en vrouwen? Welke buitenlandse media schrijven er onvermoeibaar over, zoals over Şık en Şener? Welke buitenlandse politicus gebruikt hun namen als de Turkse regering wordt opgeroepen de mensenrechten beter te respecteren? Nu Şık en Şener vrij zijn, neemt de algemene aandacht voor persvrijheid af, wat maar weinig hoop biedt voor hun minder bekende collega’s.
Ik wil met name de aandacht vestigen op Turabi Kişin. Hij schrijft voor de krant Özgür Gündem in Diyarbakir. Ik ontmoette hem afgelopen november, toen ik een PKK-begrafenis bijwoonde. Hier is een blogje over die dag waarin ik hem ook noem. Hij was bang dat hij die dag al opgepakt kon worden. De volgende dag ontmoetten we elkaar weer, we praatten over zijn leven en werk en ik herinner me dat hij steeds fluisterend sprak en telkens over zijn schouder keek of we niet werden afgeluisterd. Een paar weken later werden een paar journalisten van zijn krant opgepakt. Ik stuurde een sms-je om te vragen of hij in orde was. Hij stuurde een berichtje terug: een aantal van zijn collega’s waren opgepakt; hijzelf niet, maar hij verwachtte dat hij ook snel aan de beurt zou zijn.
Toen ik in januari weer in Diyarbakir was, wilde ik weer met hem afspreken, maar zijn telefoon stond steeds uit. Na dagen proberen, ging ik naar het kantoor van zijn krant om naar hem te informeren. Daar werd me verteld dat hij een paar dagen eerder was opgepakt, ‘s ochtends, toen hij in Ankara op een vliegtuig wilde stappen. Hij is nummer 95 op de lijst die ik eerder in dit blogje noemde. Hij zit nu vast in Kandira, niet ver van Istanbul. Hij heeft eerder in de gevangenis gezeten, in de jaren negentig. Stel je even voor wat er in de jaren negentig met Koerdische journalisten in gevangenschap gebeurde.
Alsjeblieft, laten we proberen de media-aandacht voor onschuldige, vastgezette journalisten net zo groot te houden als die de afgelopen maanden was, ook nu Şık en Şener eindelijk weer thuis zijn. Alsjeblieft, verras me.
Recente reacties